Zin leren zien.

ziekenverzorgenden vroegen me om enkele herkenbare casussen voor tools om te reageren in gesprekken met bewoners. Ook geschikt voor gesprekken onder de verzorgenden.

casus 1

Je krijgt als verzorgende te maken met een lieve aardige oudere vrouw. Ze is hervormd (gelooft ze). Met de kerk heeft ze voor het laatst in haar jeugd te maken gehad. Op een nacht vraagt ze jou: “Zuster als je er nou weinig aan gedaan hebt, mag je dan nu nog bidden? Of is dat oneerlijk en geloof jij dat er toch een soort hemel is….?”

casus 2

Je krijgt als verzorgende te maken met een streng gelovige vrouw. Bij het naderende einde is ze erg bang voor de dood. Je voelt je daar behoorlijk verlegen mee. Gelovige mensen zijn toch niet bang voor de dood? Er toch een hemel waar ze heengaan, zeggen ze? Nu, zeggen ze, zou het allemaal wel waar zijn.

Wat moet je nou zeggen? Wat steekt er achter die angst?

casus 3

Je hebt met een bewoner goed contact in de veertien dagen dat hij er is. Ook op het gebied van geloof was er open gesprek: de geestelijke verzorger had goed contact met hem. Bij het koffiedrinken na de afscheidsdienst bleken de drie aanwezigen hem eigenlijk zijn leven lang moeilijk te hebben gevonden in de omgang. Ze kwamen omdat toch iemand hem helpen moest. Niemand van zijn naaste familie wilde naar het afscheid komen. Wij hadden zulke goede contacten. We voelen ons wat verbaasd, verbijsterd, in de kou staan. Hebben wij teveel met hem meegepraat? Heeft hij ons met zijn gelovige praat een rad voor ogen gedraaid?

casus 4

Je krijgt contact met een bewoner. Hij vertelt wat over zijn leven. Het is in zijn woorden een zeer geslaagd leven.  Tegelijk vraagt hij zich ook wel hardop af of het leven wel ergens goed voor is. Van geloof wil mijnheer niks weten. Hij is ook niet bang om dood te gaan, zegt hij. Toch begint hij iedere keer er weer over. Is het wel je verantwoordelijkheid om daarop in te gaan? Of moet je de geestelijk verzorger inschakelen?

casus 5

Een mevrouw ligt in haar laatste aardse dagen. “Zuster, ik ga dood. Dat is een straf op mijn zonden. Denkt u dat er voor mij vergeving is? Of is er de …. (woord sprak ze niet uit)”.  Daar sta je als verzorgende. Wat zou je daarop zeggen?

Gebruik het kringgesprek niet om één oplossing te formuleren, maar om met elkaar uit te wisselen

  • Wat is je eigen reactie op de geschetste situatie?
  • Heeft je eigen reactie te maken met een eigen levensopvatting en/of opvatting van professionele zorgverlening?
  • Wat helpt je om adequaat te reageren? En wat belemmert je?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *